Veel van de materialen op deze website zijn gemaakt met het font (computerlettertype) “Schoolschrift”. Is het een goed idee om deze materialen te gebruiken naast de schrijfmethode? Lees op deze pagina welke overwegingen je daarbij kunt hebben, en waar je naar moet kijken om te beoordelen of een font aansluit op je schrijfmethode of niet.
Het font “Sylvia” is niet verbindbaar. Je ziet duidelijk dat de letters niet op elkaar aansluiten. Het font “Parisienne” lijkt veel mooier. Toch is bij sommige letters de aansluiting weggelaten, zoals tussen de ‘b’ en de ‘l’. Bij andere letters ontstaat een abrupte ‘knik’ in de route die de pen zou moeten maken om het woord op deze manier te schrijven; tussen de ‘n’ en de ‘k’ is dit te zien. In het logo van het Ahold merk “Care” zien we ook zo'n knik, tussen de letters ‘r’ en de ‘e’. Het font “Schoolschrift” daarentegen heeft voor elke lettercombinatie een passende verbinding. Alle letters sluiten daardoor vloeiend op elkaar aan.
Verreweg de meeste commerciële schrijfmethodes voor het basisonderwijs gebruiken lettertypes met goede verbindingen. Er zijn echter uitzonderingen:
In deze voorbeeldwoorden uit een werkschrift voor leerjaar 2 (groep 4) vallen meteen de verbindingen vanaf de letter ‘o’ op. Deze zijn onlogisch en kunnen alleen maar uitgevoerd worden door de pen op te tillen. Als je langer kijkt zie je dat er ook verbindingen zijn met een ‘knak’ en verbindingen waarbij de lijn onderbroken is. Kortom, ook bij materialen die speciaal voor het schrijfonderwijs gemaakt zijn - en zelfs bij commerciële schrijfmethodes - zul je kritisch moeten kijken of het font wel voldoet.
Tip: wil je snel controleren of een font verbindbaar is? Zoek enkele verbindingen naar de letter ‘e’ toe, en enkele verbindingen vanaf één van de letters ‘b’, ‘o’, ‘v’ of ‘w’. Als deze verbindingen goed zijn, zijn meestal alle verbindingen in het font goed.
Het linkervoorbeeld is een fragment van een letterkaart van “Schrift”De methode Schrift is niet meer verkrijgbaar. De opvolger heet Schriftcode.. Op deze letterkaart zijn de rechte lijnstukken blauw ingekleurd en de gebogen delen zijn wit gelaten. Bij het font “Schoolschrift” zie je deze rechte lijnstukken duidelijk terug. Ook in bijna elke verbinding tussen letters zit een recht stuk; alleen na letters die eindigen bij de romplijn (zoals de ‘b’) is dat niet het geval. Door de makers van het font “Cursive LOE” is gekozen voor veel minder - en ook minder duidelijke - rechte lijndelen. Met rechte verbindingen zijn de letters makkelijk te onderscheiden van de verbindingen en dus ook van elkaar. Bij gebogen verbindingen ontstaat de verleiding - voor leerlingen en soms zelfs voor fontontwerpers - om niet bij de romplijn aan te sluiten op de volgende letter, maar veel lager. Daardoor wordt het moeilijk om te zien waar een letter begint en ophoudt.
“Schoolschrift” is een flexibel font. Omdat je de tekst maakt in een webapplicatie, zijn er dingen mogelijk die in een gewone tekstverwerker niet mogelijk zijn. Zo kun je kiezen welke ‘t’ je wilt gebruiken: t, t of t. Ook kun je kiezen voor aanhalen vanaf de grondlijn, aanhalen vanuit de rompzone, of (bij sommige letters) helemaal geen aanhalen. In de Schoolschrijver-webapp krijg je snel een indruk van de beschikbare opties. In de sectie Keuzes die je kunt maken als je “Schoolschrift” gebruikt worden alle opties toegelicht.
“Schoolschrift” heeft een romp-lusverhouding van 1:1. Dat betekent dat de beide luszones elk even hoog zijn (verticaal) als de rompzone. De schrijfmethodes “Schriftcode” en “Novoskript” gebruiken ook deze verhouding. De meeste schrijfmethodes gebruiken echter een romp-lusverhouding van 1:1,5: onder andere “Pennenstreken”, “Schrijven in de basisschool” en “Schrijfsleutel” gebruiken allemaal een romp-lusverhouding van 1:1,5. Dat betekent dat de beide luszones elk 1,5 keer zo hoog zijn als de rompzone. Bij een romp-lusverhouding van 1:1,5 gebruik je liniaturen zoals 6 - 4 - 6 mm of 4,5 - 3 - 4,5 mm.
In de sectie Overwegingen kom ik terug op het ‘probleem’ van de afwijkende romp-lusverhouding.
De ophalen (het laatste deel waarbij de pen omhoog gaat richting romplijn) van de letters b, v en w zijn in “Schoolschrift” niet evenwijdig aan de neerhalen, maar krullen licht naar links. De v wordt hierdoor een beetje ‘puntig’ en makkelijker te onderscheiden van de u. Deze keuze voor niet-evenwijdige ophalen wordt gevolgd door de meeste hedendaagse schrijfmethodes, waaronder “Pennenstreken”, “Schrijfsleutel”, “Schrijven in de basisschool”, en “Schrift”. Evenwijdigde ophalen werden gebruikt in “Pennenstreken” editie 1 (1997) en worden nog steeds gebruikt in “Novoskript” en “Ik pen!”.
In de eerste afbeelding zie je de niet-evenwijdige ophalen van “Schoolschrift”. Helemaal rechts zie je op de letterkaart van “Pennenstreken” dezelfde niet-evenwijdige ophalen. In het midden het font “Sylvia” met evenwijdige ophalen.
In “Schoolschrift” beginnen de letters a, d, g en q een stukje onder de romplijn. Als ze een aanhaal hebben, dan ligt het eerste keerpunt een stukje onder de romplijn. Kies je voor een gesloten letter p, dan eindigt deze een stukje boven de grondlijn. De meeste schrijfmethodes doen hetzelfde. “Schrift” en “Klinkers” kiezen voor een andere lettervormgeving: de ‘a’, ‘d’, ‘g’ en ‘q’ beginnen op de romplijn. Bij “Schrift” eindigt de ‘p’ bovendien op de grondlijn, bij “Klinkers” is de ‘p’ open.
Didactische overweging: als de letters ‘a’, ‘d’, ‘g’ en ‘q’ onder de romplijn beginnen, is er vormovereenkomst met de letter ‘c’. De letter ‘c’ kan gebruikt worden als opstapje naar de letter ‘a’. Bij een begin op de romplijn ontstaat er een duidelijk waarneembare hoek met de stok. Daardoor wordt ontmoedigd dat de ‘a’ met de klok mee geschreven wordt, en als het toch gebeurt is het beter zichtbaar voor de leerkracht / ouder.
“Schoolschrift” heeft meerdere varianten van sommige letters. Hierdoor kun je bijna altijd beschikken over een letter die aansluit op de schrijfmethode van school.
De smalle ‘s’ heeft een neerhaal die ongeveer evenwijdig is aan de rechte neerhalen van andere letters. De dikke ‘s’ heeft een uitstekend buikje en lijkt daarmee wat meer op de blokletter.
De open p lijkt op de letter n: twee evenwijdigde, rechte neerhalen. De gesloten p lijkt meer op de blokletter ‘p’. Als de gesloten p ook in het midden van woorden gebruikt wordt, dan gaat het verbinden met de volgende letter op dezelfde manier als bij de letter ‘s’. Het niet optillen van de pen bij het maken van die verbinding is een aandachtspunt, aangezien dat bij het aanleren van de losse letter niet geoefend wordt.
Bij “Ik pen!” wordt de ‘p’ aan het begin van een woord geschreven zonder aanhaal, net als de letter ‘i’. Dat is bizar, want verbindingen naar de ‘p’ toe worden geschreven met een boogje tegen de romplijn - zoals bij de ‘n’ - en worden niet geschreven met een scherpe hoek tegen de romplijn zoals bij de ‘i’. Desalniettemin heeft Schoolschrift een optie hiervoor. Let op dat deze optie alleen verschijnt/werkt als er voor aanhalen variant 4 (geen aanhalen bij de i) is gekozen.
De kruislingse x lijkt het meest op de blokletter. De haal van linksonder naar rechtsboven moet pas geplaatst worden als het woord af is. De verbindingsconsequente x kan gemaakt worden zonder de pen op te tillen. De laatste variant - x - wordt gebruikt in de meeste schrijfmethodes. Hierbij wordt het ‘traject’ gevolgd van de verbindingsconsequente x, maar de pen wordt voor een gedeelte van dit traject opgetild. Aandachtspunt bij deze variant van de x is dat het kan lijken op de combinatie ‘sc’. Maar eigenlijk is dit vooral een aandachtspunt van de letter ‘s’.
De verbindingsconsequente x kan gebruikt worden om de x aan te leren. Er is geen verbindingsconsequente hoofdletter X beschikbaar in “Schoolschrift”.
“Schoolschrift” heeft twee varianten van de ‘f’: met een onderlus en met een stok. De variant met onderlus wordt het meest gebruikt in Nederland, terwijl de variant met stok het meest gebruikt wordt in Vlaanderen. Let op dat het dwarsstreepje van de ‘f’-met-stok in “Schoolschrift” verbonden wordt met de volgende letter; er zijn ook schrijfmethodes in omloop waarbij de letter ‘f’ helemaal niet verbonden wordt met de volgende letter. De stok gaat helemaal door tot aan de onderluslijn, en is dus langer dan de stokken van de letters ‘p’ en ‘q’.
De letters ‘b’, ‘v’, ‘w’ en ‘o’ eindigen met een keerpunt bij de romplijn; om de verbinding naar de volgende letter te maken moet de pen van richting veranderen. “Schoolschrift” heeft varianten van deze letters waarbij het keerpunt vervangen is door een krul. Als de ‘f’ met onderlus geschreven wordt, is hier tevens een variant van beschikbaar met krul ipv keerpunt.
“Schoolschrift” bevat scherpe en gebogen versies van de ‘u’ en ‘ij’. De gebogen varianten beginnen hetzelfde als de letter n. De scherpe varianten beginnen hetzelfde als de letter i. ALs de schrijfmethode op de letterkaart een u zonder aanhaal toont, dan is het waarschijnlijk de bedoeling dat in verbinding de scherpe versie wordt gebruikt.
“Schoolschrift” biedt zowel traditionele hoofdletters aan die verbonden worden met de daaropvolgende kleine letter, als ook kapitalen die niet verbonden worden. De “Schoolschrijver”-webapp kan automatisch wisselen tussen traditionele hoofdletters (aan het begin van het woord) en kapitalen (voor losse letters en afkortingen). Voor het maken van een letterkaart kun je forceren dat “Schoolschrijver” traditionele hoofdletters blijft gebruiken.
De meeste schrijfmethodes leren traditionele hoofdletters aan, waarbij de ‘H’ en de ‘K’ vaak vereenvoudigd zijn ten opzichte van vroeger. Als je “Schoolschrift” gebruikt om traditionele hoofdletters aan te leren, kun je kiezen tussen twee varianten van de ‘H’ en de ‘K’; kijk goed op de letterkaart van school welke variant het best past bij de schrijfmethode.
De methode “Schriftcode” gebruikt kapitalen in plaats van traditionele hoofdletters.
Aanhalen bepalen hoe je een losse letter begint en hoe je de eerste letter van een woord begint. “Schoolschrift” biedt vier varianten. De eerste twee varianten zijn didactisch: met deze aanhalen kan tijdens het leren van de losse letters al geoefend worden met moeilijkheden die zich anders pas tijdens het verbinden van letters voor het eerst zouden voordoen. Vooral bij de ‘tegen-de-klok-in’-letters (‘a’, ‘o’, etc) is deze oefening waardevol. Als de verbindingen naar letters toe beheerst worden, zijn dit soort aanhalen niet meer nuttig, en kan overgestapt worden op variant 3 of 4. Het verschil tussen deze laatste twee varianten is vooral esthetisch: veel volwassenen vinden het mooi om een klein aanhaaltje te schrijven bij letters die (in verbinding) beginnen met een scherpe hoek (variant 3), maar steeds meer hedendaagse schrijfmethodes laten dit achterwege (variant 4).
Daarnaast is het bij variant 4 mogelijk om ook de aanhaal bij de ‘p’ weg te laten; zie de toelichting bij de letter ‘p’.
Afhalen bepalen hoe je een losse letter eindigt en hoe een woord eindigt. “Schoolschrift” biedt twee varianten. Bij de eerste variant zijn de afhalen zo kort mogelijk, en in veel gevallen gekruld. Bij de tweede variant eindigen de afhalen op een recht stuk, en zijn ze wat langer gemaakt zodat dit rechte stuk ook zichtbaar wordt. Overigens krijgen de letters die eindigen bij de romplijn - b, v, w, f, t - nooit een rechte afhaal.
Als je op zoek moet naar extra materialen naast de methode, dan heeft de methode gefaald. Soms heeft een kind geen baat bij meer van hetzelfde, en kan het goed zijn om bewust te kiezen voor een andere aanpak.
Stel je voor: je hebt een kind dat de letters a, d, g en o los goed kan schrijven, maar elke keer als de letters in een woord gebruikt moeten worden gaat het mis: het kind twijfelt over de route, het rondje gaat vaak met de klok mee, of de pen wordt opgetild. De oefeningen uit de methode met losse letters zijn te makkelijk, want het kind beheerst die al. Tegelijkertijd zijn de oefeningen met hele woorden uit de methode nog te moeilijk (het kind blijft fouten maken) en bovendien niet efficiënt, omdat alle letters door elkaar gebruikt worden en er weinig aandacht is voor deze specifieke probleemletters. Een goede oplossing is dan om eerst te gaan oefeningen met losse letters met een aanhaal vanaf de grondlijn: a, d, g en o.
Bij een kind in de bovenbouw zou je er voor kunnen kiezen om de (moeilijke) traditionele hoofdletters van de schrijfmethode niet meer te remediëren, maar om in plaats daarvan de losse kapitalen aan te leren.
Een perfecte match tussen de schrijfmethode en het extra materiaal is niet in alle situaties nodig of zelfs wenselijk. Maak hierin een bewuste keuze!
Veel schrijfmethodes hebben tegenwoordig een romp-lusverhouding van 1:1,5. Zodra kinderen kleiner en zonder hulplijnen moeten gaan schrijven, gaan ze vaak lussen en stokken verkorten. Ze ontwikkelen een minder extreme romp-lusverhouding. De auteurs van Pennenstreken erkennen dit verschijnsel en beschouwen het als probleem: de herkenbaarheid van bijvoorbeeld de letter d komt in gevaar als de stok te kort wordt. In plaats van onderzoeken hoe ze kinderen beter kunnen begeleiden bij het kleiner schrijven en het schrijven zonder hulplijnen kozen ze voor een merkwaardige oplossing: door in het schrijfonderwijs een extremere romp-lusverhouding te hanteren dan vroeger (1:1,5 in editie 2, terwijl in editie 1 een romp-lusverhouding van 1:1,2 gehanteerd werd) hopen ze dat er aan het eind van het schrijfonderwijs nog “genoeg” overblijft van de lussen en stokken. Ze zeggen dus eigenlijk dat ze kinderen leren schrijven met een meer extreme romp-lusverhouding dan de verhouding die ze hopen te bereiken. Dat ze de exacte romp-lusverhouding niet belangrijk vinden blijkt ook uit de niet-expliciete manier waarop ze de regelverdeling aanpassen in groep 7 en 8.
De Stichting Schriftontwikkeling neemt een heel ander standpunt in. Handschriften met een romp-lusverhouding van 1:1 zijn volgens hen het meest leesbaar. Zij zien regelverhaking als een groot probleem: als de onderlussen van de ene regel door de bovenlussen van de volgende regel geschreven worden. Hun standpunt is dat kinderen vanaf het begin moeten leren schrijven in een romp-lusverhouding van 1:1 zodat ze bij de overgang naar het kleiner schrijven zonder hulplijnen niet hun eigen oplossingen en compromissen hoeven uit te vinden. Zij vinden bovendien dat problemen met de herkenbaarheid van letters met lussen of stokken vooral komen door een niet zorgvuldig uitgevulde romp.
Idealiter hebben alle materialen op school dezelfde romp-lusverhouding: de schrijfmethode, de kale schriften, en de werkschriften van de taalmethode. In de praktijk is dit lang niet altijd mogelijk. Kinderen moeten vaak op school zich al aanpassen aan verschillende romp-lusverhoudingen.
Voordelen van een romp-lusverhouding van 1:1.
Hoe ga je ermee om als op school een andere romp-lusverhouding wordt gebruikt dan thuis of bij RT: