Handschrift > Werkschriften > Letters en verbindingen 1

Werkschrift Letters en verbindingen deel 1

Inhoud

Deze pagina: Deel 1 Deel 2 Deel 3
Nieuwe letters i e l n m p h u j ij r z s c a d g o v w b t t k f y x q
Woorden / patronen 2 letters aan elkaar 2 letters aan elkaar woorden t/m 4 letters
Liniatuur 5 - 5 - 5 mm 5 - 5 - 5 mm 4 - 4 - 4 mm
Thema's zonebesef
rechte delen
evenwijdigheid van rechte neerhalen
alle thema's van deel 1
evenwijdigheid van ellipsen
alle thema's van deel 1 en 2
verbindingen
schrijven zonder aanhaal vanaf de grondlijn
De werkschriften maken gebruik van aanhalen vanaf de grondlijn. Deze worden aan het eind van deel 3 afgebouwd.

Zelf samenstellen

Je kunt de werkschriften downloaden als PDF-bestand of zelf samenstellen. Bij het zelf samenstellen van de werkschriften kun je de volgende dingen instellen:

>>> klik hier om het Werkschrift Letters en verbindingen deel 1 zelf samen te stellen <<<

Voorbeeldpagina’s Letters en verbindingen 1

Kant-en-klare bestanden (PDF)

Letters en verbindingen 1
zwart-wit liniatuur
meest gebruikte lettervarianten
Letters en verbindingen 1
gekleurde rompzone
meest gebruikte lettervarianten
Letters en verbindingen 1
zwart-wit liniatuur
doorverbonden t
Letters en verbindingen 1
gekleurde rompzone
doorverbonden t
Letters en verbindingen 1
zwart-wit liniatuur
gesloten p en doorverbonden t
Letters en verbindingen 1
gekleurde rompzone
gesloten p en doorverbonden t
Letters en verbindingen 1
zwart-wit liniatuur
brede s
Letters en verbindingen 1
gekleurde rompzone
brede s

Heb je andere combinaties van lettervarianten nodig, stel dan zelf het werkschrift samen.

Didactische keuzes

De werkschriften ondersteunen de leerkracht bij het geven van gedegen schrijfonderwijs, waarbij niet alleen de ‘route’ van de letters wordt aangeleerd, maar waarbij de leerling zich ook bewust wordt van de criteria waar het eindproduct van het schrijven (de ‘vorm’) aan moet voldoen: Veel van deze keuzes zijn elementen uit de ‘grafo-cognitieve’ aanpak van de Stichting Schriftontwikkeling. De Stichting Schriftontwikkeling is van mening dat de grafo-cognitieve methodiek onlosmakelijk is verbonden met de door haar ontwikkelde lettervormgeving, en dat er in mijn materialen dus geen sprake kan zijn van een grafo-cognitieve aanpak. meer informatie over hoe ik termen en ideeën van de Stichting Schriftontwikkeling gebruik
De werkschriften stellen echter geen doelen of normen, bevatten geen instructie, en bevatten zelfs geen lijst van handschriftcriteria of feedbacksymbolen. Op de themapagina's staan vaak vragen zonder antwoorden. Het is daarom aan de leerkracht om een succesvolle aanpak te realiseren. De leerkracht maakt het verschil.

Belangrijke keuzes mbt de lettervormgeving in het materiaal gemaakt, zijn:

Nieuwe letter aanleren

Recht/gebogen-analyse

rechte neerhalen verlengd met potlood en liniaal
rechte delen groen en gebogen delen geel
Bij een recht/gebogen-analyse worden de rechte en gebogen delen van de letter geïdentificeerd en vervolgens in verschillende kleuren ingekleurd. Deze handleiding gebruikt groen voor rechte delen en geel voor gebogen delen.

Als de leerlingen op themapagina's de rechte neerhalen hebben verlengd, kunnen ze dit ook doet in de recht/gebogen-analyse. Dit gaat het beste nadat ze eerst een trajectanalyse hebben gemaakt.

De z en de k bevatten een rechte neerhaal die niet evenwijdig is aan andere rechte neerhalen. Deze moeten niet verlengd worden.

Stoplichtanalyse

stoplichtanalyse met stippeltjesspoor
Een stoplichtanalyse kan gebruikt worden om het traject van een letter aan te geven. Het startpunt, en daarna elk keerpunt en hoekpunt wordt aangegeven met een andere kleur. Er geldt een vaste volgorde van kleuren; in deze handleiding: groen, blauw, rood, zwart (geel/oranje is niet goed zichtbaar op een witte achtergrond). Door een stippeltjesspoor toe te voegen krijgt de leerling inzicht in overlappende streken en wordt het aangeven van het eindpunt overbodig.

Een stoplichtanalyse is makkelijk af te lezen en maakt de keerpunten en hoekpunten goed duidelijk. Wel heeft de leerling meerdere kleuren pennen nodig om de analyse te maken.

Op- en neeranalyse

op- en neeranalyse met kleurwissel
op- en neeranalyse in één kleur
Bij de op- en neeranalyse worden ophalen en neerhalen geïdentificeerd en met verschillende patronen aangegeven. De op- en neeranalyse wordt beschreven in Schriftkennis van Scholten en Hamerling. De neerhalen worden aangeven met een doorgetrokken lijn, de ophalen met een reeks cirkels. Het is niet de bedoeling om op- en neerhalen in te kleuren met verschillende kleuren, want dan zal de leerling uit efficiëncy-overwegingen proberen om eerst alle ophalen te identificeren zonder daarbij het traject van de letter te volgen. Het is wel mogelijk om op een keerpunt of hoekpunt van kleur te wisselen.

Met de op- en neeranalyse toont de leerling aan dat hij de route van de letter doorziet en krijgt hij inzicht in overlappende streken. De analyse geeft steun bij het identificeren van de rechte neerhalen en daarom wordt er op enkele themapagina's expliciet om gevraagd. Zonder kleurwissel is deze analyse minder geschikt (dan andere markeringen) om snel het traject af te lezen.

Kleuren en arceren

Op de pagina's met nieuwe letters zijn kleine kleurplaten opgenomen. Deze kunnen gebruikt worden als extra werk voor leerlingen die eerder klaar zijn, maar ook als verplicht werk om de vaardigheid met schrijfmateriaal te verbeteren. Hoe de kleurplaten het beste ingezet kunnen worden, zal sterk afhangen van wat de leerlingen hebben geleerd voordat ze begonnen met letters schrijven. Extra materiaal en uitleg over kleuren en arceren is beschikbaar op syboor.eu/handschrift/schrijfvoorwaarden.

We kunnen de eisen bij het kleuren als volgt opbouwen:
  1. Dekkend en binnen de lijntjes kleuren tussen redelijk dikke lijnen. Vanaf het begin moet er met kleine, ronddraaiende bewegingen worden gekleurd. Er mogen geen witte vlekken overblijven.
  2. Dekkend en binnen de lijntjes kleuren tussen dunne lijnen.
  3. Bepaalde vlakken donker kleuren en andere vlakken juist licht. Voor donker kleuren moet het kleurpotlood meer rechtop gehouden worden, voor licht kleuren juist meer schuin.
  4. Kleurverloop binnen één vlak aanbrengen.

Langgerekte vlakken van maximaal 1 cm breed kunnen ook gearceerd worden.

een stapel van kubussen, isometrisch, ingekleurd
Een opdracht bij isometrische kubussen kan zijn: gebruik één kleurpotlood per kubus; kleur de bovenkant het lichts en de linkerkant het donkerst.
kleurplaat met wielachtig patroon, ingekleurd met kleurverloop en arceren
Bij het arceren moet deze tekening voortdurend gedraaid worden. De driehoeken zijn gekleurd met kleurverloop: donker aan de centrumkant, licht aan de buitenkant.

Dubbele letter aanleren

Op de pagina's met de dubbele letter wordt geoefend met het verbinden van een letter met zichzelf. Het dient tevens als belangrijke herhaling van de zojuist nieuw aangeleerde letter. Tenslotte worden er op deze pagina ook eerder aangeleerde letters herhaald.

Deze pagina's beginnen steeds met een herhaling van losse letters: altijd eerst twee langer geleden aangeleerde letters en dan de nieuwe letter. Op veel pagina's zijn er interessante overeenkomsten en verschillen tussen de twee herhaalletters en de nieuwe letter. Het is nuttig om samen met de leerling deze overeenkomsten en verschillen op te sporen en te verwoorden.

In de eerste helft van deel 1 wordt de dubbele letter in outline getoond. Gebruik deze gelegenheid om een trajectanalyse te maken van de dubbele letter. Na verloop van tijd zal de leerling het traject snel doorzien en is deze analyse niet meer nodig. Bij de dubbele letter ss is sprake van een keerpunt aan het eind van de letter, die niet geoefend is bij de losse letter. Hierbij is belangrijk om bij deze dubbele letter de trajectanalyse te doen!
Het grootste deel van het werkblad bestaat uit het overtrekken en aanvullen van de dubbele letter. Let op dat de leerling bij het aanvullen daadwerkelijk een dubbele letter schrijft en niet al na één letter stopt. Onderaan de pagina moet de leerling enkele letters naschrijven zonder deze eerst over te trekken.

Patronen of woorden oefenen

Patronen worden in deel 1 geoefend van links naar rechts, dus op precies dezelfde manier als dubbele letters.

Op de laatste pagina worden woorden nageschreven van boven naar beneden in plaats van van links naar rechts. In latere delen kan daar de aanwijzing bijkomen om de woorden ‘even breed’ te schrijven als het voorbeeld, maar dat hoeft in deel 1 nog niet. Je kunt overwegen om de onderste herhaling niet meteen te laten doen, maar pas na (zelf)evaluatie.

Letterkennis

De werkschriften sluiten niet aan op een leesmethode. Tweetekenklanken en lange klinkers worden vrij kort na de losse letter behandeld. Om deze reden is het verstandig pas met de werkschriften te beginnen als de leerlingen bijna volledige letterkennis hebben.

Wie Lijn 3 gebruikt, kan beginnen met werkschrift 1 bij de start van thema 5 (“mijn lijf”). Wie eerder wil beginnen moet in de planning rekening houden met de uu (pagina 24) en de j (pagina 26), zodat leerlingen daar niet te ‘vroeg’ aankomen.

Wie Veilig Leren Lezen gebruikt, kan beginnen met werkschrift 1 bij de start van thema 6. Wie eerder wil beginnen, moet er rekening mee houden dat de ei wordt geoefend op pagina 14.

Handschriftdictee

Aanvullend op het werkschrift kun je wekelijks een handschriftdictee geven, waarbij eerder geleerde letters en lettercombinaties geschreven moeten wonder zonder voorbeeld. Je kunt de klanken dicteren, maar je kunt de letters en woorden ook in kapitalen schrijven; kapitalen geven weinig steun bij het ophalen van de vorm van de schrijfletters.

Themapagina's deel 1

De pagina's zijn genummerd voor de versie van het werkschrift met de open p. Voor de versie met de gesloten p wijkt de nummering af.

Zonebesef (pagina 3, 5, 8, 19 en 28)

Op deze pagina's krijgen leerlingen terminologie aangereikt - en later herhaald - om de verschillende lijnen en zones te benoemen. Daarna beginnen ze met waarnemen en daarna onthouden welke letters welke zones gebruiken. Op pagina 5 is het niet de bedoelen dat de leerlingen schrijven, maar dat ze lijnen trekken tussen de (voorgelezen) woorden en de juiste plek. Bij de opdracht op pagina 19 kan de voorkant van het schrift als letterkaart gebruikt worden.

Liniaalvaardigheden kunnen een belemmering vormen bij sommige opdrachten. Tips:

Evenwijdigheid (pagina 11)

Dit is een lesje begripsontwikkeling, waarin we het begrip evenwijdigheid willen loskoppelen van andere zaken zoals hellingshoek of even lang. De letter h heeft bijvoorbeeld twee neerhalen die niet even lang zijn, maar wel evenwijdig. Wat extra voorbeelden en non-voorbeelden op het bord, hardop verwoorden, en controleren van begrip zullen helpen om dit begrip beter te laten beklijven.

Vanaf pagina 12 laat je in de recht/gebogen-analyse de rechte neerhalen verlengen met potlood en liniaal, zodat de evenwijdigheid zichtbaar wordt.

Rechte neerhalen (pagina 21)

Op pagina 21 wordt een op- en neeranalyse gevraagd. Als deze analyse niet gebruikt is bij nieuwe letters, is dat even oefenen. Het einddoel is om de delen van letters te identificeren die zowel recht (niet gebogen) zijn, als onderdeel van een neerhaal (waarbij de pen naar beneden gaat). Tevens is het de bedoeling dat de leerling ontdekt en/of uitgelegd krijgt dat de rechte neerhalen in de geleerde letters allemaal evenwijdig aan elkaar zijn. Dat geldt ook voor de letters die later geleerd worden, met twee uitzonderingen: de letter z en de letter k.

Rechte neerhalen (pagina 30)

Hetzelfde doel als bij pagina 21, maar nu moet de leerling in één de rechte neerhalen identificeren. Als dit nog moeilijk is, maak dan twee kopieën van de pagina; laat op de ene kopie alle rechte delen identificeren, en op de andere kopie alle neerhalen.

De letter e op dit werkblad heeft geen rechte neerhalen. In dit deel wordt de stand van de e en de daaruit voortvloeiende evenwijdigheid met andere letters niet geanalyseerd.

Evenwijdigheid (pagina 31, 35, 36)

Evenwijdigheid geldt niet alleen binnen letters, maar ook tussen letters onderling.

Als de matchen van verschillende evenwijdige letters lastig is, laat de leerling de letters dan in gedachten ordenen van linkshellend naar rechtshellend. Of laat de leerling eerst de twee meest linkshellende letters opzoeken en verbinden, daarna de twee meest rechtshellende letters, en daarna pas de rest.

Bij de naschrijfoefeningen op pagina 36 moet van boven naar beneden nageschreven worden.

Letter z: pagina 36, 37, 38

De rechte neerhaal van de z is niet evenwijdig aan rechte neerhalen van andere letters, en daarmee wijkt de z af van de r.

Bij de los geschreven z is de neerhaal toevallig evenwijdig aan de aanhaal vanaf de grondlijn. In woordverbonden schrift is het echter niet zo dat de neerhaal van de z evenwijdig gemaakt moet worden aan de verbindingshalen tussen letters. Die verbindingshalen tussen letters moeten namelijk helemaal niet evenwijdig aan elkaar zijn; hun stand moet worden aangepast om te komen tot een goede en gelijkmatige letterafstand. Vooral de verbindingshaal naar de letter s toe moet een stuk ‘schuiner’ (minder steil omhoog) lopen dan de rest.

Het beste is om helemaal niet te zeggen dat de neerhaal van de z ‘ergens’ evenwijdig aan moet zijn, behalve misschien aan andere z's. Een aanwijzing als ‘de neerhaal van de z gaat verder terug naar links dan die van de r’ moet voldoende zijn, en voorkomt dat de leerling de misvattingen ontwikkelt dat verbindingshalen evenwijdig aan elkaar moeten zijn.

Printen

De pagina's van het werkschrift hebben A5 formaat. Lees hier hoe je het werkschrift als boekje kunt uitprinten.

Zie ook

Voetnoten